Software installeren

U kunt software installeren met behulp van installatieprogrammapakketten van Apple of van andere leveranciers, of door de programma's rechtstreeks naar de clientcomputers te slepen.

Softwarepakketten installeren

U kunt nieuwe software automatisch en zonder tussenkomst van de gebruiker installeren door installatieprogrammapakketten (.pkg- of .mpkg-bestanden) naar externe clients te kopiëren.

Zodra de installatie van een pakket is gestart, kunt u de installatie niet meer stoppen. U kunt echter wel op de knop 'Stop' klikken om te voorkomen dat de resterende pakketten worden gekopieerd en geïnstalleerd.

Het pakket wordt gekopieerd naar de externe client. Vervolgens wordt het installatieprogramma uitgevoerd zonder dat er een venster wordt weergegeven en zonder dat tussenkomst van de gebruiker vereist is. Wanneer de installatie is voltooid, worden de installatiepakketten verwijderd.

Als u meerdere pakketten na elkaar installeert, worden alle geselecteerde pakketten met Remote Desktop gekopieerd en vervolgens geïnstalleerd. Er wordt ook automatisch vastgesteld of de computer opnieuw moet worden opgestart. Als dit het geval is, wordt een bericht weergegeven. U kunt opgeven dat de computers opnieuw moeten worden opgestart nadat de installatie is voltooid of u kunt de computers later handmatig opnieuw opstarten.

Om een software-updatepakket te installeren bij een OS X- of programma-update, installeert u eerst de update op één clientcomputer en kopieert u het pakket vervolgens naar de computer van de beheerder, vanwaar het naar andere computers kan worden gedistribueerd. Op deze manier bespaart u netwerkbandbreedte omdat u maar één kopie van het pakket hoeft te downloaden.

WAARSCHUWING: Wanneer een bestuurde computer na een pakketinstallatie opnieuw wordt opgestart, is het mogelijk dat processen als rootgebruiker in het inlogvenster worden uitgevoerd. Deze processen kunnen een beveiligingsrisico vormen. Test de installatiepakketten voordat u ze op bestuurde computers installeert, om er zeker van te zijn dat er met de pakketten geen processen in het inlogvenster worden uitgevoerd.

  1. Installeer het pakket op één computer.

  2. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster en selecteer een computer.

  3. Als u wilt voorkomen dat de gebruiker de installatie onderbreekt door uit te loggen, kiest u 'Interactie' > 'Vergrendel scherm' en klikt u vervolgens op 'Vergrendel scherm'.

  4. Kies 'Beheer' > 'Installeer pakketten'.

  5. Selecteer een .pkg- of .mpkg-bestand dat u wilt installeren.

    U kunt ook een installatieprogrammapakket naar het venster met de lijst 'Pakketten' slepen.

  6. Geef op of de doelcomputers opnieuw moeten worden opgestart na de installatie.

    Als u 'Probeer opnieuw op te starten, geef gebruikers de kans om documenten te bewaren' selecteert, kunnen gebruikers desgewenst voorkomen dat de computer na de installatie opnieuw wordt opgestart.

  7. Selecteer de optie 'Dit programma' bij 'Voer deze taak uit vanuit'. Deze optie wordt aanbevolen wanneer u de installatie uitvoert op computers die momenteel allemaal online zijn.

  8. Selecteer desgewenst andere installatieparameters. Desgewenst kunt u software met een verlopen certificaat blijven gebruiken. Schakel de optie 'Sta niet-vertrouwde certificaten toe' alleen in als de software afkomstig is van een bron die u vertrouwt.

    Zie Kopieeropties voor informatie over de opties onder 'Als zich een probleem voordoet', 'Beveiliging' en 'Netwerkgebruik'.

    Clientcomputers worden niet automatisch opnieuw opgestart nadat de installatie is voltooid, tenzij dit is opgegeven in het taakcommando.

  9. Klik op 'Installeer'.

    Tijdens de installatie wordt een voortgangsbalk weergegeven in de kop van de taak in het hoofdvenster. Op de clientcomputer worden geen voortgangsbalken weergegeven. Als er een fout optreedt tijdens de installatie, wordt het gekopieerde pakket van de clientcomputer verwijderd. Het is echter mogelijk dat er na een mislukte installatie andere met het installatieprogramma aangemaakte bestanden achterblijven op de computer.

Software installeren op offlinecomputers

Als een clientcomputer offline is, kunt u hierop automatisch software laten installeren zodra de computer weer beschikbaar is. Bij automatische installatie wordt gebruikgemaakt van unicastnetwerkverkeer (in clientgroepen van tien) in plaats van multicastverkeer. Het installatiepakket wordt eerst naar de taakserver gekopieerd en de taakserver krijgt de instructies die nodig zijn om het pakket op alle geselecteerde computers te installeren. De taakserver controleert het netwerk om vast te stellen wanneer de offlineclient weer online is. Wanneer de client weer online is, maakt deze verbinding met de taakserver om de netwerkstatus en eventuele instellingswijzigingen (bijvoorbeeld als het via DHCP toegewezen IP-adres is gewijzigd) door te geven. Vervolgens wordt de installatie gestart door de taakserver. Als een client tijdens de automatische installatie offline gaat, mislukt de installatie. Wanneer de client weer online is, wordt de installatie opnieuw gestart.

Om een automatische installatie uit te voeren, moet u de volgende stappen uitvoeren:

  • Zorg dat elke client netwerktoegang tot de taakserver heeft. Zorg ervoor dat de routers in de netwerkgateway van elke client toegang tot de taakserver geven.

  • Zorg dat u over voldoende netwerkbronnen beschikt om op elk gewenst moment de installatietaken voor elke client te kunnen uitvoeren.

    Doelcomputers maken op verschillende momenten opnieuw verbinding met het netwerk. Het is daarom mogelijk dat de netwerkactiviteit op onverwachte tijdstippen plotseling toeneemt.

Zie Een externe taakserver configureren voor informatie over de configuratie en het gebruik van een taakserver.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster en selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Installeer pakketten'.

  3. Selecteer een .pkg- of .mpkg-bestand dat u wilt installeren.

    U kunt ook een installatieprogrammapakket naar de lijst 'Pakketten' slepen.

  4. Geef op dat u de taak wilt uitvoeren vanaf de taakserver die is opgegeven in het voorkeurenvenster van Remote Desktop.

  5. Selecteer desgewenst andere installatieparameters.

    Zie Kopieeropties voor informatie over de opties onder 'Als zich een probleem voordoet', 'Beveiliging' en 'Netwerkgebruik'.

  6. Klik op 'Installeer'.

Installatieprogramma's van andere bedrijven gebruiken

U kunt software installeren met installatieprogramma's die verschillende bestandsstructuren hebben door een combinatie van Remote Desktop-taken uit te voeren, zoals 'Kopieer onderdelen', 'Bestuur' of 'Zoekacties in bestanden'. Wanneer een bestuurde computer na een pakketinstallatie opnieuw wordt opgestart, is het mogelijk dat processen als rootgebruiker in het inlogvenster worden uitgevoerd. Deze processen kunnen een beveiligingsrisico vormen. Test de installatiepakketten voordat u ze op bestuurde computers installeert, om er zeker van te zijn dat er met de pakketten geen processen in het inlogvenster worden uitgevoerd.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster en selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Interactie' > 'Vergrendel scherm' en klik vervolgens op 'Vergrendel scherm'. Door het scherm te vergrendelen, voorkomt u dat de interface van de pakketinstallatie op het scherm van de bestuurde computer wordt weergegeven tijdens de installatie.

  3. Kies 'Beheer' > 'Kopieer onderdelen'.

  4. Voeg het software-installatieprogramma toe aan de lijst 'Te kopiëren onderdelen'.

    Zie Kopieeropties voor informatie.

  5. Selecteer het doel voor de kopieertaak.

  6. Schakel onder 'Na kopiëren' het aankruisvak 'Open onderdelen' in.

  7. Klik op 'Kopieer'.

    Als de kopieertaak mislukt, verschijnt er een foutbericht in het taakfeedbackvenster.

  8. Selecteer de computer waarop de kopie van het installatieprogramma is ontvangen.

  9. Kies 'Interactie' > 'Bestuur'.

  10. Bestuur het scherm van de geselecteerde computer en voer het installatieproces interactief uit.

Software installeren door deze te kopiëren

U kunt een programma installeren door het programma of de bijbehorende map naar de clientcomputer te kopiëren.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster en selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Kopieer onderdelen'.

  3. Voeg software toe aan de lijst 'Te kopiëren onderdelen'.

    Zie Bestanden kopiëren voor informatie.

    Herhaal deze stap totdat alle software die u wilt kopiëren in de lijst staat.

  4. Selecteer een doel.

    In het venstermenu 'Plaats onderdelen in' zijn verschillende vooraf ingestelde locaties beschikbaar, waaronder de map 'Programma's'. Als de gewenste locatie niet wordt weergegeven, kunt u de volledige padnaam van de locatie opgeven.

  5. Selecteer de gewenste kopieeropties.

    Zie Kopieeropties voor informatie.

  6. Klik op 'Kopieer'.

    Als de kopieertaak mislukt, verschijnt er een foutbericht in het taakfeedbackvenster.