Een computer configureren waarop VNC-software wordt uitgevoerd

VNC-toegang wordt bepaald door de VNC-software. Om toegang tot een computer te krijgen waarop VNC-software wordt uitgevoerd, hoeft u alleen het IP-adres of de volledige domeinnaam te weten, plus het wachtwoord dat is ingesteld in de VNC-software. Het VNC-wachtwoord hoeft niet overeen te komen met een ander wachtwoord op het systeem.

Een niet-OS X-client met VNC-software configureren

U kunt een niet–OS X-client configureren voor weergave via Remote Desktop.

  1. Installeer de VNC-serversoftware en wijs een VNC-wachtwoord toe op de clientcomputer.

  2. Zorg dat de VNC-poort is geopend in de firewall van de client (TCP 5900).

    Uitgebreidere instructies voor stap 1 en 2 vindt u in de documentatie van het besturingssysteem op de client, de VNC-software en de firewallsoftware.

  3. Zorg dat 'Codeer alle netwerkgegevens' niet is geselecteerd in het paneel 'Beveiliging' in het voorkeurenvenster van Remote Desktop.

    Als u netwerkgegevens codeert, kunt u de VNC-client niet besturen, omdat de vereiste SSH-tunnel naar die computer niet door Remote Desktop kan worden geopend. Wanneer u probeert een computer te besturen waarop VNC-software wordt uitgevoerd, krijgt u een waarschuwing dat de toetsaanslagen niet zijn gecodeerd. Zie Netwerkgegevens coderen voor kopieer- en installatietaken voor informatie.

  4. Voeg de computer toe aan de lijst 'Alle computers' in Remote Desktop door het IP-adres van de client op te geven.

  5. Typ het VNC-wachtwoord van de clientcomputer in het dialoogvenster voor identiteitscontrole van Remote Desktop.

Een client configureren voor besturing met VNC-software van andere leveranciers dan Apple

U kunt een Remote Desktop-client configureren voor besturing met VNC-software van andere leveranciers dan Apple. Als u VNC-software van een andere leverancier dan Apple toegang geeft tot een Remote Desktop-client, loopt u een hoger beveiligingsrisico dan wanneer u de client bestuurt met Remote Desktop. Toetsaanslagen die via het netwerk worden verstuurd, worden mogelijk niet gecodeerd door het VNC-protocol dat in VNC-software van andere leveranciers is geïmplementeerd. Dit houdt in dat vertrouwelijke gegevens kunnen worden onderschept. Bij de VNC-software van andere leveranciers wordt er bovendien van uitgegaan dat het wachtwoord vanuit cryptografisch oogpunt op een onbeveiligde manier en locatie wordt bewaard. Het verlenen van VNC-toegang om een scherm te besturen is de krachtigste functie van Remote Desktop en resulteert in vrijwel onbeperkte toegang.

WAARSCHUWING: Kies geen VNC-wachtwoord dat overeenkomt met het wachtwoord van een van de lokale gebruikers op de clientcomputer of met het wachtwoord van de Remote Desktop-beheerder.

  1. Kies op de clientcomputer Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren' en klik vervolgens op 'Delen'.

  2. Selecteer 'Extern beheer' in de lijst aan de linkerkant.

  3. Klik op 'Computerinstellingen'.

  4. Selecteer 'VNC-viewers kunnen het scherm beheren met het volgende wachtwoord'.

  5. Geef een VNC-wachtwoord op en klik vervolgens op 'OK'.

De VNC-poort voor een bestaande computer wijzigen

Nadat u een computer waarop VNC-software wordt uitgevoerd aan een computerlijst hebt toegevoegd (of de eerste keer dat u die computer toevoegt), kunt u een aangepaste poort voor VNC-communicatie instellen en kunt u aangeven welk beeldscherm u wilt besturen.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster en selecteer een computer waarop VNC-software wordt uitgevoerd.

  2. Kies 'Archief' > 'Toon info'.

  3. Klik op 'Wijzig'.

  4. Wijzig het veld 'Schermdeling'.

  5. Klik op 'Gereed'.

Een aangepaste VNC-poort opgeven bij het toevoegen van een computer

U kunt een aangepaste VNC-poort voor het weergeven van clients selecteren. Aangepaste VNC-poorten worden gebruikt voor NAT-implementaties (Network Address Translation), firewallinstellingen of het weergeven van meerdere beeldschermen.

  1. Kies 'Archief' > 'Voeg toe per adres'.

  2. Geef het IP-adres of de volledige domeinnaam van de clientcomputer op.

  3. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in.

  4. Als de clientcomputer gebruikmaakt van NAT, klikt u op het driehoekje naast 'Geavanceerde opties'.

  5. Geef de publieke poorten die aan de client zijn gekoppeld op in het veld 'Poort voor extern beheer' en het veld 'Schermdelingspoort'.

  6. Klik op 'Voeg toe'.