Voorkeuren instellen op clientcomputers

U kunt diverse voorkeuren instellen op clientcomputers, zoals de opstartschijf en het tijdstip waarop de computer moet worden opgestart.

De opstartschijf instellen

U kunt de opstartschijf voor een clientcomputer instellen. Kies een volume op een lokaal opstartapparaat of een beschikbaar NetBoot-volume.

Dit kan handig zijn om de oorzaak van problemen te achterhalen. U kunt bijvoorbeeld een computer opstarten met een NetBoot-serverschijfkopie die speciaal is geconfigureerd voor probleemoplossing. Wanneer u klaar bent, stelt u de opstartschijf weer in op het oorspronkelijke opstartvolume.

Op de opstartschijf moet een geldig besturingssysteem zijn geïnstalleerd. Om het opstartvolume voor meerdere computers in te stellen op een lokale harde schijf, moet u voor alle computers hetzelfde volume gebruiken. Het is ook mogelijk om de opstartschijf in te stellen op een NetBoot-volume dat door OS X Server wordt aangeboden. U kunt meerdere clients opstarten vanaf een NetBoot-server. NetBoot wordt alleen ondersteund bij gebruik van een Ethernet-verbinding.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster. Selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Stel opstartschijf in'.

    In de lijst ziet u de lokale volumes van de client en (indien beschikbaar) een aangepast NetBoot-serveronderdeel, plus een lijst met alle NetBoot- en NetInstall-servers die op het lokale subnet beschikbaar zijn.

  3. Selecteer op een van de volgende manieren een volume:

    • Om een lokaal volume op de client te kiezen, selecteert u 'Harde schijf', klikt u op 'Wijzig' en voert u de naam van het gewenste volume in.

    • Kies een aangepast NetBoot-servervolume, typ het IP-adres of de volledig gekwalificeerde domeinnaam van de server en de naam van het NetBoot-volume.

  4. Selecteer 'Herstart na afloop'.

    U moet beheerdersbevoegdheden hebben op de clientcomputer.

    Nadat het opstartvolume is ingesteld, wordt de clientcomputer opnieuw opgestart.

  5. Klik op 'Stel in'.

Computernamen wijzigen

U kunt de naam van een clientcomputer wijzigen.

U kunt diverse computers dezelfde nieuwe naam geven, waarbij de naam wordt gevolgd door een cijfer. Dit is handig om clientcomputers van elkaar te kunnen onderscheiden nadat een volledige systeeminstallatie is uitgevoerd. Wijzigingen in de naam van een computer hebben geen gevolgen voor de lokale hostnaam of de DNS-naam.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster. Selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Wijzig computernamen'.

  3. Voer de nieuwe computernaam in.

  4. Selecteer 'Voeg een uniek nummer voor elke computer toe'.

    Met deze optie wordt achter aan de computernaam een uniek nummer toegevoegd.

  5. Klik op 'Wijzig naam'.

De audio van computers in- en uitschakelen

U kunt de audio van clientcomputers in- en uitschakelen.

U kunt de audio van clientcomputers in- en uitschakelen. U kunt bijvoorbeeld de audio van meerdere computers waarop muziek wordt afgespeeld dempen of de audio op één externe computer inschakelen.

Om de audio van computers in of uit te schakelen, gebruikt u AppleScript en het UNIX-commando osascript. Zie Commando's op afstand uitvoeren voor informatie.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster. Selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Verstuur UNIX-commando'.

  3. Kies een UNIX-sjabloon.

    Zie Commando's op afstand uitvoeren voor informatie.

  4. Klik op het venstermenu 'Sjabloon' en kies 'Diversen' > 'Volume aan' of 'Diversen' > 'Volume uit'.

  5. Klik op 'Verstuur'.

Energiestand-voorkeuren wijzigen

U kunt de instellingen en opties in het paneel 'Energiestand' in Systeemvoorkeuren wijzigen. U kunt bijvoorbeeld alle clients tegelijkertijd in de sluimerstand zetten of de sluimerstand op clients uitschakelen om ze met Remote Desktop te beheren.

U kunt de Energiestand-voorkeuren wijzigen met het UNIX-commando systemsetup. Zie Informatie over systemsetup voor informatie.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster. Selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Verstuur UNIX-commando'.

  3. Kies een van de Energiestand-onderdelen uit de sjabloon van 'Systeemconfiguratie':

    • Schakel sluimerstand van systeem in na

    • Sluimertijd beeldscherm

    • Sluimertijd harde schijf

    • Schakel sluimerstand uit bij netwerktoegang

    • Start opnieuw op na stroomstoring

  4. Wijzig, nadat u een commando hebt geselecteerd, de parameters die in het venster worden weergegeven.

  5. Klik op 'Verstuur'.

De voorkeuren voor delen wijzigen voor extern inloggen

U kunt de voorkeursinstelling voor delen wijzigen, inschakelen of uitschakelen voor een externe computer.

U kunt de voorkeursinstelling voor delen wijzigen voor extern inloggen met behulp van het UNIX-commando systemsetup. Zie Informatie over systemsetup voor informatie.

  1. Selecteer een computerlijst in het Remote Desktop-venster. Selecteer vervolgens een of meer computers.

  2. Kies 'Beheer' > 'Verstuur UNIX-commando'.

  3. Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Kies 'Systeemconfiguratie' > 'Extern inloggen (SSH)' uit het venstermenu 'Sjabloon' en schakel extern inloggen in of uit.

    • Voer het volgende commando in:

      systemsetup -setremotelogin (on | off)

      Selecteer vervolgens 'Gebruiker' onder 'Voer commando uit als' en typ 'root'.

  4. Klik op 'Verstuur'.