Clientsoftware bijwerken

Alle Macs die compatibel zijn met Remote Desktop 3.7 zijn voorzien van de clientsoftware voor extern beheer. U kunt de clientsoftware handmatig bijwerken met een installatieprogrammapakket dat u aanmaakt met Remote Desktop. Een andere mogelijkheid is om de software op afstand bij te werken met behulp van de deelfunctie 'Extern beheer'.

U kunt eerdere versies van Remote Desktop-clients bijwerken in OS X Lion (versie 10.7) of een latere versie van OS X. Zie Systeem- en netwerkvereisten voor Remote Desktop.

De clientsoftware handmatig bijwerken

U kunt de clientsoftware bijwerken door een installatieprogrammapakket aan te maken dat u vervolgens naar clients distribueert. De clientsoftware van Remote Desktop wordt automatisch geïnstalleerd op clients waarop OS X versie 10.4 of hoger wordt gebruikt. Alle installaties van Remote Desktop 3.7 of hoger zijn upgrades, zelfs als u de clients voor de eerste keer configureert.

WAARSCHUWING: Aangepaste installatieprogrammapakketten waarmee gebruikersnamen worden aangemaakt, bevatten vertrouwelijke wachtwoordgegevens. Bewaar deze aangepaste installatieprogrammapakketten daarom op een veilige plek.

  1. Maak met Remote Desktop een installatieprogrammapakket voor clientsoftware aan.

    Zie Een aangepast installatieprogrammapakket voor clients aanmaken voor instructies.

  2. Kopieer het pakket naar de clientcomputers en installeer het.

    Om het pakket te kunnen installeren, hebt u de gebruikersnaam en het wachtwoord nodig van een gebruiker die beheerdersbevoegdheden op de clientcomputer heeft. U kunt het installatiepakket op een van de volgende manieren kopiëren en installeren op clientcomputers:

    • Gebruik verwisselbare media, zoals een USB-schijf of een Thunderbolt-opslagapparaat.

    • Gebruik AirDrop of de bestandsdelingsfunctie.

    • Gebruik commandoregeltools zoals 'scp' (als 'ssh' is ingeschakeld) om het installatieprogramma te kopiëren, en gebruik 'installer', de commandoregel-installatietool van Apple, om het pakket op afstand te installeren.

    • Voeg het aangepaste installatieprogrammapakket toe aan een NetInstall-schijfkopie. Gebruik System Image Utility om de software en uw aangepaste instellingen automatisch op te nemen wanneer op clients het besturingssysteem wordt geïnstalleerd met behulp van de functies NetBoot en NetInstall in OS X Server.

Remote Desktop-clients op afstand bijwerken

U kunt de clientsoftware bijwerken op computers waarop de deelfunctie 'Extern beheer' al wordt gebruikt. Deze methode is eenvoudig en hierbij blijven eerdere clientinstellingen behouden. Als u niet door Remote Desktop wordt gevraagd of u de clients wilt bijwerken, of als u hier in eerste instantie niet voor kiest, kunt u de automatische bijwerkfunctie later alsnog gebruiken.

Deze methode werkt het beste op bestaande clients die al eerder zijn geconfigureerd voor het gebruik van Remote Desktop. (Met behulp van Remote Desktop kunt u achterhalen op welke van de bestaande clientcomputers een vorige versie van de software voor extern beheer wordt uitgevoerd.)

  1. Schakel Extern beheer in op de clientcomputers.

    Zie Extern beheer inschakelen voor informatie.

  2. Configureer de clients om te worden beheerd (indien nodig).

    Zie Toegangsbevoegdheden instellen voor informatie.

  3. Als de clientcomputers niet in een bestaande computerlijst van Remote Desktop voorkomen, zoekt u de clientcomputers met de Remote Desktop-scanner.

    Zie Remote Desktop-clients toevoegen voor informatie.

  4. Selecteer de clientcomputers die u wilt bijwerken.

  5. Kies 'Beheer' > 'Werk clientsoftware bij'.

  6. Klik op 'Werk bij'.