Taaksjablonen aanmaken en gebruiken

U kunt de instellingen van een taak bewaren als sjabloon, zodat u de instellingen later opnieuw kunt gebruiken.

Als u bijvoorbeeld altijd bepaalde kopieeropties gebruikt voor de taak 'Kopieer onderdelen', kunt u deze instellingen bewaren in een sjabloon. Vervolgens kunt u deze kopieeropties toepassen op elke volgende taak van het type 'Kopieer onderdelen' die u aanmaakt.

Er zijn bestaande, ingebouwde sjablonen voor de taak 'Verstuur UNIX-commando', die niet kunnen worden verwijderd. Zie Commando's op afstand uitvoeren voor informatie. Sjablonen worden alleen bewaard voor het eigen taaktype.

Een sjabloon aanmaken

  1. Open een taakvenster.

  2. Configureer de taak.

  3. Om de sjabloon te bewaren als een nieuwe sjabloon, voert u de volgende stappen uit:

    1. Kies 'Bewaar als sjabloon' uit het venstermenu 'Sjabloon'.

    2. Geef een naam op voor de sjabloon en klik vervolgens op 'OK'.

Een bewaarde sjabloon gebruiken

  • Kies de sjabloon uit het venstermenu 'Sjabloon' in het taakvenster.

  • Stel de sjabloon in als de standaardsjabloon voor een type taak. Als u vervolgens een taak van dat type uitvoert, worden de instellingen uit de sjabloon toegepast.

Een sjabloon wijzigen of verwijderen

  1. Kies 'Wijzig sjablonenlijst' uit het venstermenu 'Sjabloon' in het taakvenster.

  2. Selecteer een sjabloon en voer een van de volgende stappen uit:

    • Om de sjabloon te wijzigen, brengt u de gewenste wijzigingen aan en klikt u op 'Bewaar'.

    • Om de sjabloon te verwijderen, klikt u op 'Verwijder'.